Checking “Check it out”
Check it out!
In dit werkje van de hand van René Fransen wordt in samenwerking met ForumC een poging gedaan te werken aan de geloofwaardigheid van het christelijke geloof. Het is kant en klaar cursusmateriaal voor kringleiders van jongerengroepen en niet bedoeld “om deelnemers een bepaalde kant op te sturen.” Er worden 6 “grote vragen voor hart en hoofd” behandeld.
“Word of God Speak” by MercyMe
Hoofdstuk 1: Kleine mensen in een groot heelal.
Het is voor een orthodox christelijke groep vrijwel onmogelijk om mensen niet een bepaalde kant op te willen sturen en als je aan de geloofwaardigheid van dat geloof wilt werken, heb je ook niet echt een andere keus. Wel jammer dat dat dan zo indirect gebeurt. In dit hoofdstuk worden de visies van de astronomen Vincent Icke (ongelovig) en Heino Falcke (gelovig) met elkaar vergeleken.
Citaat van Icke: Het heelal stoort zich niet aan ons. Wij zijn een volstrekt onbelangrijk bijverschijnsel in het heelal.
Citaat van Falcke: De betrouwbaarheid van de natuurwetenschappen is ook een teken van de betrouwbaarheid van God.
Hier begint het al gênant te worden voor een poging die zegt te werken aan de geloofwaardigheid van het geloof, want het staat vrijwel onomstotelijk vast dat David nooit psalmen geschreven heeft, mocht hij al bestaan hebben dan. Hij kon niet schrijven (koningen in zijn tijd konden dat niet) en had het bovendien te druk met oorlog voeren en zijn >18 (bij-)vrouwen van kinderen te voorzien. Psalmen werden veel later aan David toegekend. Bij de Dode Zee rollen werden nog eens zo’n 1000 psalmen “van David” gevonden.
Verder is de samenvatting van wat Icke te zeggen had bijna bizar. De termen “onbelangrijk” en “bijverschijnsel” komen nergens in zijn verhaal voor en je krijgt helemaal niet het gevoel dat hij zich “nietig” of “onbelangrijk” zou voelen.
De video’s zijn hier te vinden: 1-kleine-mensen-in-een-groot-heelal
Het grote verschil tussen Icke en Falcke is hoe ze omgaan met de drie letters G.O.D. “Wat bedoel je daarmee?” vraagt Icke zijn interviewster. Falcke, daarentegen, introduceert deze term zonder blikken of blozen en zonder er een definitie van te geven. Niet erg wetenschappelijk lijkt me.
Hoofdstuk 2 De wondere wereld van de wetenschap.
Dit hoofdstuk gaat er ook weer vanuit dat er iets is wat men GOD noemt en dat dat dit prachtige universum heeft gecreëerd. Dat G0D-iets wordt nergens uitgelegd of gedefinieerd, maar gegeven de achtergrond van de bedenkers van dit werk, weet je dat het om een persoonlijk metafysisch iemand gaat waar je in de Bijbel meer over leert. Andere religies hebben vaak ook wel een “god”, maar daar gaat het hier niet over, het gaat hier over de regionale christelijke God die een Zoon heeft, die Jezus heet.
Het is opmerkelijk in dit soort werken dat men denkt dat als je je het kunt verantwoorden om dat wat er achter de BigBang zat, “GOD” te noemen, je de belangrijkste stap naar de geloofwaardigheid van het christelijke geloof al gezet hebt. Het is echter een betekenisloze stap, geen ongelovige wetenschapper zal daar grote moeite mee hebben, want zij weten ook niet wat er helemaal aan het begin was en zij kunnen zich in even grote mate verwonderen over de schoonheid en grootheid van “de schepping”, en zien ook wel dat er wetmatigheid zit in het universum. Dat je met die regionale “god”, een gedrag bepalend boek (de Bijbel), een vaak wrede hemelse heerser, een hele serie ongeloofwaardige verhalen en een beschamend christelijk verleden erbij krijgt, wordt pas later duidelijk.
Hoofdstuk 3: Leven geven na je dood.
Dit hoofdstuk gaat over orgaandonorschap. Het is minder relevant t.o.v. van de wetenschap-geloof-vraag. De schrijver(s) lijken bereidheid om te doneren op basis van naastenliefde te prefereren. Dat het geloof, en zeker het orthodox protestantse geloof, ontwikkelingen op dit gebied kan remmen zie je bijvoorbeeld in dat 17% van het katholieke Goirle orgaandonor is en maar 2% van het protestantse Urk. Geloof in wederopstanding van de doden, zou hier aan ten grondslag kunnen liggen.
Hoofdstuk 4: Wat moeten we met de Bijbel?
In de reformatorische en zeker evangelische wereld is een vroeg vrijzinnige stroming ontstaan, onder invloed, denk ik, van Cees Dekker, Emanuel Rutten, Andries Knevel, Stefan Paas etc. die in evolutie zijn gaan geloven en in het Genesis verhaal niet meer zien dan een teken dat (hun) God achter de schepping zit en met de wereld bezig is. Het gaat dan ook in de verdere Bijbel niet om wat er precies staat maar om wat je eruit kunt leren, d.w.z. “de Bijbel is wellicht niet foutloos maar wel betrouwbaar”. Mooie opsteker voor de ministers in onze kabinet: “Ik heb wel fouten gemaakt, maar ik ben nog steeds betrouwbaar”. Die kunnen dat nog gaan bewijzen, de bijbel heeft daar de gelegenheid niet meer toe. Het is maar de vraag of de orthodoxe achterban hierin mee kan gaan, in 1924 werd Geelkerken nog om soortgelijke ideeën uit het ambt gezet.
zie o.a.: wetenschap en geloof door de eeuwen heen
Het is dan ook wel zaak om die “fouten” zoveel mogelijk te bagatelliseren en die bijbel zoveel mogelijk op een voetstuk te plaatsen: het meest gelezen boek, met de meeste oude manuscripten etc. etc. En die “foutjes”, ach, het gaat soms om foute vertalingen of overschrijvingen of onverantwoorde toevoegingen. En je moet het vooral bekijken tegen de achtergrond van de toenmalige cultuur. Bij door god gesanctioneerde wreedheden gaat het ook niet om die wreedheden, maar om principes die “we kunnen toepassen op alle aspecten van ons leven.” En dan krijg je weer het stokpaardje om tegenstrijdigheden in de Bijbel te vergoelijken: “Wanneer je ooggetuigen van een ongeval ondervraagt, krijg je doorgaans verschillende verhalen, die samen een completer beeld opleveren.” Dat zou met name rond de opstanding ook het geval zijn. Wat een onzin, de verschillende verhalen rond de opstanding zijn dermate met elkaar in strijd dat ze het in geen enkele rechtszaal overeind zouden houden.
Zie: Jezus, de Waarheid die stierf
Dit is overigens ook zo wat betreft de twee verhalen rond de geboorte van Jezus. In het ene vluchten de ouders om aan de moordende Herodus te ontkomen direct na de geboorte naar Egypte en blijven daar tot de dood van Herodus hangen. In het andere blijven ze rustig in Bethlehem, vervullen alle rituele verplichtingen en keren dan terug naar Nazareth. Om daar een “completer beeld” uit te halen, moet je wel over een metafysische fantasie beschikken.
zie: http://kinderen-van-god.nl/jezus-kerst-en-kindermoord/
Soms kun je medelijden voelen met de mensen die zo emotioneel vast zitten aan dit boek, maar er verstandelijk constant mee in de knoop komen. Deze “vroeg vrijzinnige” benadering lijkt me net zoals bij de echte vrijzinnigheid nooit echt voet aan de wal te krijgen bij de “ware gelovigen”. Zij moeten op het Woord van God kunnen vertrouwen als een licht op hun pad zonder de constante hulp van een historische/culturele/theologische encyclopedie.
Hoofdstuk 5: De Schepping.
Veel nieuws kom je hierin niet tegen, alleen een poging om een tweedeling onder gelovigen te voorkomen, die luidt dan als volgt “In 2009 hebben christenen de Scheppingsverklaring opgesteld. Hoe God de wereld geschapen heeft, daarover verschillen ze van mening. Maar dat hij de schepper is, daarin kunnen ze elkaar vinden.”
Hoofdstuk 6: Mijn brein en ik.
Hier hoort een toespraakje bij van André Aleman waarin hij ingaat op de stelling van Dick Swaab “Wij zijn ons brein”. Hij noemt dat reductionistisch want we hebben ook ons lichaam en onze relaties etc.
Het geheel komt bij mij over als een tot mislukking gedoemd achterhoedegevecht, waarin vrijzinnige elementen en gezochte vergoelijkingen worden ingebracht om het min of meer orthodoxe christelijke geloof nog een beetje geloofwaardig te houden.
Recent Comments