Vroege kerk: water of bloed.
Vroege diversiteit (water of bloed)
In orthodoxe beschrijvingen van het ontstaan van het christendom wordt meestal uitgegaan van een homogene steeds verder door Gods genade groeiende groep, mensen geleid door de Heilige Geest en gefocust op Jezus Christus, de uit een maagd geboren Zoon van God, die zijn leven gaf tot vergeving van de zonden van de wereld. In feite zou de diversiteit onder de volgelingen van Jezus wel eens niet minder geweest kunnen zijn dan hij nu is in de 21ste eeuw, met katholieken, gereformeerden (van allerlei kleur), lutheranen, remonstranten, evangelischen, pinkster, vergadering, Jehova Getuigen, Zevende Dag adventisten, Mormonen, Anglicanen, Apostolischen, Grieks orthodox, Koptisch etc. etc. etc.
De canon
Pas in de vierde eeuw slaagde de hoofdstroom erin om op bevel van de Romeinse keizers vast te stellen welke geschriften als door God geïnspireerd en onfeilbaar konden worden gezien. De andere geschriften en de bijbehorende en afwijkende stromingen verdwenen toen langzaam maar zeker uit beeld. Een zeer belangrijke stroming rond de presbyter Arius (256-336) had gemakkelijk de christelijke hoofdstroom kunnen worden als Romeinse keizers zich uiteindelijk niet tegen hem hadden uitgesproken. Was dit gebeurd dan had het standaard christendom meer trekken gehad die je bijvoorbeeld bij de Jehovagetuigen tegenkomt en was Jezus niet de eeuwige God geweest zoals de Vader God is. “Er was een tijd”, zei Arius, “dat hij (de Zoon) er niet was” en hij was duidelijk ondergeschikt aan de Vader. Geen drie-eenheid dus.
Arianen
Keizer Constantijn, die zichzelf net (min of meer) tot het christendom had bekeerd, vaardigde bijvoorbeeld het volgende bevelschrift uit, dat overeenkwam met de belijdenis die op de Synode van Nicea (325) was vastgesteld:
Marcionieten.
De Marcionieten waren een groepering rond Marcion (85-160) Marcion werd geboren in Sinope (nu Sinop) aan de Zwarte Zee in
Noord Turkije. Marcion was gefascineerd door Jezus en wellicht de enige die nog enig begrip had van wat Paulus had willen zeggen. Met het Oude Testament en zijn wrede god, had hij overigens niets. De vroegste lijst die wij hebben van door God geïnspireerde geschriften is van Marcion afkomstig. Hij bestaat uit 11 boeken, tien brieven van zijn geliefde Paulus en één evangelie, waarschijnlijk gebaseerd op Lucas, maar bewerkt zodat iedere verwijzing naar het Oude Testament ontbreekt. Zijn kerk werd enorm populair en in Klein Azië zelfs de hoofdstroming. In de vijfde eeuw werden reizigers nog gewaarschuwd niet ongemerkt een kerk binnen te stappen om in het midden van Marcionische ketters te belanden.
Joods-christelijk of Christelijk-joods
Joods-christelijke groepen waren wijdverspreid en vermoedelijk het sterkst in Syrië en Egypte. Ze conformeerden zich langzamerhand steeds meer aan de theologie van de minder Joodse stromingen. Van de Nazarenen en zelfs groepen Ebionieten werd later gezegd dat ze in de maagdelijke geboorte waren gaan geloven.
Montanisten.
De beweging ontstond rond 160-170 in Phrygië en werd geleid door ene Montanus, die tezamen met een aantal profetessen, o.a. Priscilla en Maximilla visioenen ontvingen en doorgaven en benadrukten dat het einde nabij was. Na haar zou er geen profetes meer optreden, had Priscilla nog gezegd voor haar dood in 179. Toen het “Nieuwe Jeruzalem” maar niet kwam, werd de beweging meer gedemocratiseerd en konden ook anderen dan de leiders visioenen ontvangen die dan wel door de leider van de gemeente beoordeeld moesten worden. Van hun belangrijkste “theoloog”, Tertullianus, weten we dat ook het uitdrijven van demonen de groepering karakteriseerde. Ze breidden zich uit naar Thracië, Antiochië, Rome, Galliëen Noord-Afrika. De groep raakte in de vierde eeuw in diskrediet bij de Katholieke hoofdstroom, maar tot in de achtste eeuw werden ze gesignaleerd.
Gnostici
Deze beweging wordt vaak herleid tot Valentinus (stierf na 155) maar bestond uit verschillende substromingen. Gnostische ideeën deden ook voor Jezus al de ronde. Door de christelijke gnostici werd de God van het Oude Testament ook niet gezien als de vader van Jezus. Deze wrede God was meer een symbool van het kwaad. Kennis (gnosis) komt tot je in geestelijke ervaringen met de “Christus-in-je”. Veel van de boeken gevonden in de Nag-Hammidi verzameling hadden een gnostisch karakter. Het geloof dat je kennis kon ontvangen van de bron van alle kennis, kon ook wel eens geleid hebben tot het onbeschaamd uitbrengen als feitelijk van allerlei “evangeliën”, bijv. van Thomas en “openbaringen” bijv. de Openbaringen van Petrus. Het NT evangelie van Johannes, heeft m.i. ook sterke gnostische trekjes, wat de gebruikte terminologie verklaart en ook waarom het zo afwijkt van de andere evangeliën.
Er is weinig bekend over een aparte gnostische kerkstructuur, de gnostische ideeën kwamen in allerlei lagen van de kerk voor.
Door het water of het bloed.
Zelfs zijn beroemde toespraak op de Areopagus in Athene lijkt nergens op wat Billy Graham ervan gemaakt zou hebben😊! Dit dan allemaal volgens Lucas (eind eerste eeuw?!). Wat je ook in de literatuur van de kerkvaders tegenkomt is veel meer een nadruk op het naleven van de instructies die Jezus in de evangeliën zou hebben gegeven, te beginnen met een nieuwe start door een onderdompeling in water, eigenlijk een beetje hetzelfde dat Johannes de Doper gewoon was te doen en een uitkijken naar de wederkomst en herstel van het Koninkrijk van God. Redding door het water.
Bronnen:
Bart D. Ehrman: Lost Scriptures en Lost Christianities
Geza Vermes: Christian Beginnings
Charles Freeman: A New History of Early Christianity
G. P. Luttikhuizen: De veelvormigheid van het vroegste Christendom
Recent Comments